voorgeschiedenis

voor een overzicht van alle producties van OT rotterdam van 2014 – 2020 klik hier

voor een overzicht van alle producties van 1973 t/m 2013 klik hier

voor een overzicht van alle medewerkers tussen 1973 t/m 2013 klik hier

voor een overzicht van opera’s van O.T. klik hier

voor een artikel over de artistiek leiders van O.T. Theater & Opera O.T. klik hier

ONAFHANKELIJK TONEEL

Onafhankelijk Toneel werd in 1972 opgericht te Amsterdam en vestigde zich in 1973 op uitnodiging van de gemeente in Rotterdam. Het collectief van theatermakers en beeldend kunstenaars betrok een pand aan de Wijnstraat 13.  Leden van de Coöperatieve Vereniging waren:  Fred van der Hilst, Kees Hulst, Jan Klatter, Mirjam Koen, Matthias de Koning, Jan Joris Lamers, Ditha van der Linden, Herman Naber, Truus te Selle, Edwin de Vries en Marianne van der Velde. De Coöperatieve vereniging Onafhankelijk Toneel ontving subsidie van het rijk en van de gemeente Rotterdam in het kader van ‘experimenteel theater’. Alle voorstellingen kwamen collectief tot stand en iedereen deed naast het repeteren en spelen van voorstellingen alle werkzaamheden op het gebied van dramaturgie, vormgeving, uitvoering decor, publiciteit, techniek, productie en verkoop. De naam Onafhankelijk Toneel is ontleend aan Boelgakows roman Zwarte Sneeuw, waarin een   repertoiregezelschap beschreven wordt met een experimentele studio.

Tussen 1973 en 1979 bracht Onafhankelijk Toneel als collectief twintig voorstellingen, waaronder de Favorieten. In deze serie van toneelstukken uit het wereldrepertoire werd onder begeleiding van Jan Joris Lamers een nieuwe theatertaal uitgevonden die zijn gevolgen had in o.a. het werk van Discordia, Dood Paard, De Roovers, Theatergroep Stan en het Barre Land. Er werd op een persoonlijke manier gespeeld zonder expliciet te transformeren naar een toneelpersonage. De handelingen en het beeld stonden op zichzelf en waren geen letterlijke illustratie van de tekst.

In 1979 viel het collectief uiteen. Mirjam Koen, Gerrit Timmers en Jan Joris Lamers besloten onder de naam Onafhankelijk Toneel ieder apart initiatief te nemen tot nieuwe theatervoorstellingen. In 1983 richtte Jan Joris Lamers samen met o.a. Titus Muizelaar en Matthias de Koning Maatschappij Discordia op, dat structureel subsidie kreeg van de gemeente Amsterdam en het rijk.

vijf theatermakers

Mirjam Koen en Gerrit Timmers vroegen danseres-choreograaf Amy Gale, danser-choreograaf Ton Lutgerink en schrijver-theatermaker Dirk Groeneveld deel uit te gaan uitmaken van Onafhankelijk Toneel. Vanaf dat moment bestond Onafhankelijk Toneel uit een collectief van vijf theatermakers en kreeg het gezelschap een multidisciplinair karakter. De naam veranderde in Studio’s Onafhankelijk Toneel.

In 1984 moest Onafhankelijk Toneel het gebouw aan de Wijnstraat verlaten omdat er een  spoortunnel gebouwd zou worden. Hetzelfde jaar werd het pand aan de St. Jobsweg nr 3 betrokken, het voormalige gebouw van de Scheepvaartvereniging Zuid. Het pand beschikte over een zaal (de voormalige aanname hal) die geschikt was voor het repeteren van toneel, dans en opera. Ook konden er voorstellingen gegeven worden voor maximaal honderd bezoekers. Dit gaf geheel nieuwe mogelijkheden. Er werd besloten om de zaal zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat te houden, waardoor de ruimte het karakter kreeg van een locatie in plaats van een ‘zwarte doos’. De wanden waren wit, het dak nachtblauw, de vloer werd regelmatig in een andere kleur geschilderd en er was geen lichtplafond. In veel voorstellingen werd gebruik gemaakt van daglicht via de ramen in de muur en het dak. De zaal bleek een belangrijke inspiratiebron. Omdat er geen vaste tribune was, waren verschillende publieksopstellingen mogelijk. Een belangrijke reden voor een eigen theaterruimte kwam voort uit de behoefte om een vast publiek aan O.T. te binden en dat publiek uit te breiden. Er werd niet alleen gestreefd naar het brengen van voorstellingen van een zo hoog mogelijke kwaliteit en zeggingskracht, maar ook naar een eigen manier om het publiek zich welkom te laten voelen. De menselijke maat was in alles een belangrijk uitgangspunt. In de diversiteit aan voorstellingen was steeds de signatuur van de maker terug te vinden.

Dirk Groeneveld schreef zijn stukken zelf en werkte samen met o.a. Michiel Romeyn en Herman Koch. Gerrit Timmers, Ton Lutgerink en Amy Gale namen het initiatief tot ‘literaire choreografieën’, waarin tekst een belangrijke inspiratiebron vormde. Alledaagse handelingen en gebaren, acts en dans gecombineerd met tekst wisselden elkaar af in deze nieuwe vorm van danstheater.

Mirjam Koen liet zich zowel inspireren door het wereldrepertoire (o.a. Tsjechov, Ibsen) als door nieuw geschreven teksten. Gerrit Timmers maakte beeldende voorstellingen en performances gebaseerd op eigen teksten.

In de studio’s werkten de leden van O.T. in wisselende samenstelling drie weken lang met professionele dansers, mimespelers en/of acteurs aan een eindpresentatie.

Na een aantal jaren verliet Dirk Groeneveld de groep om zich meer op het schrijven toe te leggen. Van 1985 t/m 1991 was vormgever Marc Warning vast verbonden aan Onafhankelijk Toneel. Hij ontwierp decors, affiches en programma’s. Ook werkte hij aan een aantal producties mee als acteur.

In 1984 werd Paul van Laak de vaste technicus en lichtontwerper van Onafhankelijk Toneel.

O.T. THEATER

een multidisciplinair gezelschap   

Vanaf 1985 ontwikkelde O.T. zich onder de artistieke leiding van het driemanschap Mirjam Koen, Ton Lutgerink en Gerrit Timmers en zakelijk leider Corry Prinsen tot een veelzijdig multidisciplinair theatergezelschap. Door de diverse achtergronden van de artistiek leiders ontstond een geheel eigen stijl waarin de menselijke maat, vormgeving, toneel, dans en muziek een belangrijke rol speelden.

Vanaf 1988 legde O. T. zich als eerste toneelgezelschap tevens toe op het structureel brengen van opera. De eigen theaterzaal kreeg de naam O.T. Theater aan de Mullerpier. Het gezelschap produceerde toneelstukken uit het wereldrepertoire, montagevoorstellingen, performances, theaterdansvoorstellingen, boekbewerkingen, familie- en jongerenvoorstellingen. Daarnaast organiseerde O.T. met regelmaat workshops (studio’s) van drie weken met een eindpresentatie voor merendeels jonge acteurs, dansers en theatermakers. Techniek en lichtontwerp waren in handen van Paul van Laak. Gerda Roest was verantwoordelijk voor de publiciteit.

In de loop der jaren breidden de werkzaamheden van O.T. zich uit door het toenemende aantal voorstellingen in eigen huis en het produceren van opera. De regelgeving en de arbowet noodzaakten O.T. verder te professionaliseren en meer medewerkers in dienst te nemen. Per productie werden gasten aangetrokken, variërend van acteurs, zangers, musici en theatermakers tot lichtontwerpers, kostuumontwerpers en extra technici.

Met het aantrekken van Els van der Jagt kreeg educatie een belangrijke en onmisbare positie binnen het gezelschap. Samen met Ton Lutgerink was Els van der Jagt verantwoordelijk voor alle voorstellingen waaraan jongeren en amateurspelers meewerkten. Door de komst van dramaturg Eve Hopkins werd ook de randprogrammering een belangrijk onderdeel van de identiteit van O.T.

De O.T. voorstellingen waren in het eigen theater te zien en gingen daarnaast op tournee in de vlakke vloerzalen door heel Nederland en incidenteel in schouwburgen. Met regelmaat speelde O.T. in het buitenland (Groot Brittannië, Duitsland, Spanje, Portugal, Frankrijk, Griekenland, Zwitserland, Denemarken, Italië, Verenigde Staten, Kaapverdië, Marokko, Zimbabwe, Zuid-Afrika, India).

In 1992 werd O.T. uitgekozen voor het Cultural Exchange Project, waarbij drie Nederlandse gezelschappen drie jaar achtereen een tournee maakten door de Verenigde Staten. Zowel dans- als toneelvoorstellingen waren o.a. te zien in Boston, Philadelphia en in de New York Theatre Workshop.

prijzen

O.T. ontving drie maal de Albert van Dalsumprijs, de Emmy van Leersumprijs, de Zilveren Krekel, twee maal de Dommelschprijs Theaterfestivalprijs, de Prijs van de Kritiek, de Prosceniumprijs, de Sonia Gaskellprijs, de Zilveren Dansprijs en de Gouden Zwaan. Spelers werden voor hun rol in een O.T. voorstellingen onderscheiden met de Louis d’Or, de Theo d’Or en de VSCD-mimeprijs.

voor fragmenten uit juryrapporten klik hier

drie artistiek leiders

Gerrit Timmers

Naast eigen geschreven werk, bewerkte Gerrit Timmers een aantal boeken voor voorstellingen waarin hij zelf meespeelde en verantwoordelijk was voor het concept en de vormgeving. Deze voorstellingen hadden een beeldend en performance achtig karakter. Vanaf 1995 tot 2002 regisseerde hij vijf producties met acteurs uit Marokko. Deze voorstellingen werden in het Arabisch gespeeld en Nederlands boventiteld. De voorstelling die de meeste bekendheid kreeg, is nooit gespeeld: Aïscha. (Voor de Volkskrant werd een actrice geïnterviewd die mee zou werken aan  de muziektheaterproductie Aïscha over de jongste vrouw van profeet Mohammed. Op de vraag of ze bang was voor een fatwah antwoordde de actrice dat je nooit zeker weet of iemand geweld gebruikt om aandacht te krijgen. Direct daarna verschenen in de Nederlandse pers berichten dat de spelers werden bedreigd. Toen dit ook in Marokko bekend werd, trokken de spelers en musici zich terug uit het project. De voorstelling zou in het klassiek Arabisch gespeeld worden en de muziek was gecomponeerd in de klassieke Arabische traditie. Vervangers voor de spelers en musici waren op korte termijn niet te vinden. O.T. was genoodzaakt om Aïscha af te blazen.) Nora van Ibsen was de laatste Arabischtalige voorstelling van O.T. (2002). Sinds 9/11 en de moord op Theo van Gogh bleek er veel veranderd en was het publiek minder geïnteresseerd in Arabischtalige voorstellingen. Rotterdam is bij uitstek een multiculturele stad en daarom was het des te belangrijker om door te zoeken naar mogelijkheden om publiek met verschillende culturele achtergronden te bereiken. Dit lukte zeer goed met de familievoorstellingen, waarbij Gerrit Timmers verantwoordelijk was voor het concept en de vormgeving. In deze voorstellingen, maar ook in zijn andere beeldende voorstellingen zette hij de lijn door van het gebruik van live video, vaak in combinatie met poppenspel. In 1984 paste hij deze vorm als eerste in Nederland toe in de voorstelling Nu.

Naast zijn werk als theatermaker, ontwierp Gerrit Timmers vrijwel alle decors van de  O.T. producties. Hij ontwikkelde een geheel eigen stijl, waarbij het decor eerder een uitvergrote maquette is dan de aanduiding van een realistische omgeving.

voor CV Gerrit Timmers klik hier

Mirjam Koen

Mirjam Koen werkte samen met Ton Lutgerink in dansvoorstellingen waarbij tekst en dramaturgie een belangrijk aandeel hadden. Ze was eindregisseur van de voorstellingen van Gerrit Timmers waarin hijzelf meespeelde. Ze werkte met acteurs die met regelmaat terugkeerden en met wie ze in de loop der jaren een nauwe band opbouwde: o.a. Ria Eimers, Bert Luppes, José Kuijpers, Joke Tjalsma, Ruurt de Maerschalck, Romana Vrede, Tom Struyf, Tiong Hok Tan, Lizzy Timmers en Marieke de Kleine. De spelers hadden een belangrijke inbreng in het repetitieproces, waardoor een grote betrokkenheid ontstond bij het eindresultaat. Omdat de theaterzaal geen vaste tribune had, was het mogelijk de ruimte steeds verschillend in te delen. Bij het ruim vier uur durende Platonov verhuisde het publiek van de ene ruimte naar de andere, waarbij men telkens in een nieuwe setting belandde. Dit principe werd ook toegepast bij andere stukken uit het wereldrepertoire. Mirjam Koen nam initiatief tot voorstellingen waarbij de spelers teksten en ideeën voor scènes aandroegen. Deze montagevoorstellingen kregen onder invloed van het werken met musici in opera en dans steeds meer het karakter van muziektheater. In al haar voorstellingen streefde Mirjam Koen naar een lichtheid die elk moment kon omslaan in pijnlijke en wrange momenten, naar helderheid in de structuur, een bepaalde mate van abstractie en naar de menselijke maat. Ze ensceneerde als het oog van een camera waarbij de mise-en-scène zorgde voor een onderliggende dramaturgie.

O.T. stond aan de wieg van Theatergroep Carver, waarmee in een aantal producties nauw werd samengewerkt. Mirjam Koen regisseerde tussen 1989 en 2000 negen Carver voorstellingen, waarbij Gerrit Timmers verantwoordelijk was voor het merendeel van de decors.

voor CV Mirjam Koen klik hier

Ton Lutgerink

Ton Lutgerink bracht voorstellingen waarin de dansers uitgingen van personages en teksten (literaire choreografieën). Hij maakte twee solodansvoorstellingen die verfilmd werden. Ton Lutgerink raakte steeds meer geïnteresseerd in de bewegingsmogelijkheden van niet-dansers en slaagde erin hen op een lichte ongeforceerde en dansante manier te laten bewegen. Hij werkte samen met spelers als Marlies Heuer en Hans Dagelet en maakte dansen voor de spelers in voorstellingen van Mirjam Koen. Hij danste in voorstellingen van anderen en was zelfs te verleiden om op onnavolgbare wijze te figureren als stokoude bediende van Richard Wagner. Daarnaast legde hij zich toe op de choreografie en co-regie van jongerenvoorstellingen en voorstellingen met amateurs die hij samen met Els van der Jagt maakte. Hij verzorgde alle choreografieën van de O.T. opera’s.

In de zomer van 2011 vertolkte hij nog de hoofdrol in een dansfilm van Noud Heerkens, een maand later bleek hij ongeneeslijk ziek. Een aantal weken voor zijn overlijden ontving hij de Gouden Zwaan voor zijn hele oeuvre. Hij overleed in januari 2012.

O.T. verloor in hem een dierbaar mens en een waarachtig kunstenaar.   

voor cv Ton Lutgerink klik hier

een nieuw theater

In de loop der jaren werden de theaterzaal en de publieksfoyer te klein voor het toenemende aantal bezoekers. Het pand St Jobsweg 3 stond niet op heipalen en zakte steeds schever. In de winter was de zaal nauwelijks te verwarmen en er waren regelmatig lekkages. Bij warme dagen liep de temperatuur op tot boven de veertig graden, waardoor werken en voorstellingen geven niet mogelijk was. Ook miste O.T. een extra repetitieruimte, waar tevens educatie kon worden gegeven. Een nieuwe zaal was onontbeerlijk voor de verdere ontwikkeling van O.T.  In 2002 werd dankzij  wethouder Hans Kombrink geld vrijgemaakt voor de bouw van een nieuwe zaal annex publieksfoyer. Voorwaarde was dat er geen andere voorstellingen dan die van O.T.  geprogrammeerd zouden worden. O.T. ontving dan ook geen extra geld voor exploitatie van het theater. Via deelgemeente Delfshaven ontving O.T. anderhalf miljoen van de Europese Gemeenschap. Architect Franz Ziegler ontwierp in nauwe samenwerking met Gerrit Timmers een multifunctionele zaal annex publieksfoyer. De inrichting van de publieksfoyer en de theaterzaal werden bekostigd door giften van sponsors, fondsen en particulieren. In totaal werd daarmee een bedrag van ruim drie ton opgehaald.

Door de komst van de nieuwe zaal kreeg O.T. een nieuwe impuls. Het was nu mogelijk om gelijktijdig te repeteren en te spelen. De zaal had net zoals de oude zaal het karakter van een locatie. De wanden waren van hout en er was geen lichtplafond. Via het houten dak werden takels naar beneden gelaten waaraan spots en gordijnen konden worden opgehangen. Er konden gaten in de wanden worden gemaakt. Er was geen vaste tribune. De nieuwe theaterzaal bood de mogelijkheid om tussen de honderdvijftig en tweehonderd bezoekers te ontvangen, afhankelijk van de tribune opstelling.

Inmiddels was er een trouwe vaste kern van bezoekers opgebouwd die het werk van O.T. intensief volgde en daarnaast waren er bezoekers die meer op specifieke voorstellingen met bekende titels afkwamen. Mede door de inspanningen van de afdeling educatie, publiciteit en randprogrammering wist steeds meer zowel jong als ouder publiek het O.T. Theater te vinden.

In augustus 2010 vond de eerste editie van O.T. Zomerfestival plaats. Al lange tijd bestond de wens om ook aan gastprogrammering te doen, ondanks het ‘verbod’ van de gemeente. De voorstellingen van O.T. werden sinds de komst van dramaturg Eve Hopkins vergezeld van inleidingen, nagesprekken en overige randprogrammering. Dit smaakte naar meer. De theaterzaal werd in tweeën gedeeld, er werd gespeeld in de oude zaal, buiten op het gras en op locatie aan de Maas. In de foyer vond het O.T. Café plaats waarin Romana Vrede en Eve Hopkins gasten ontvingen. Het programma bestond uit gastvoorstellingen, reprises van O.T. voorstellingen en negen nieuwe merendeels korte low budget producties, gemaakt door Marieke den Dulk (vast verbonden aan O.T. als regie- en choreografie assistent), Els van der Jagt, Romana Vrede, Tiong Hok Tan, Tom Struyf, Marieke de Kleine, Lizzy Timmers, Ton Lutgerink en Gerrit Timmers. Het zomerfestival bood een explosie aan theater en was een zodanig groot succes dat er werd besloten om in 2012 een tweede editie uit te brengen.  Ondanks het inmiddels verslechterde culturele klimaat, wist het O.T. Zomerfestival 2012 meer bezoekers te trekken dan in 2010.

overige theatermakers

Naast het werk van de drie leden van de artistieke leiding, maakte Els van der Jagt met regelmaat in samenwerking met Ton Lutgerink en video kunstenaar Huub Laurens een voorstelling met (jonge) amateurspelers, waarin muziek, dans en poëzie belangrijke ingrediënten vormden. Aan deze voorstellingen werkten ook professionele acteurs, dansers en/of musici mee.

In 2010 trok O.T. een jaar lang vier jonge theatermakers aan die zowel meespeelden in voorstellingen van Mirjam Koen als eigen voorstellingen maakten (Romana Vrede, Tiong Hok Tan, Tom Struyf, Lizzy Timmers). Een lang gekoesterde wens om een vaste kern van jonge theatermakers aan O.T. te verbinden, ging hiermee in vervulling. De aanvraag om deze samenwerking in het cultuurplan van 2009 te kunnen continueren werd niet gehonoreerd, waardoor de samenwerking niet op structurele basis kon worden voortgezet. Romana Vrede werd voor vier jaar aangetrokken als theatermaker en actrice.

laatste voorstelling

Ondanks lovende recensies, een continu groeiend publiek, meer eigen inkomsten en talloze samenwerkingen binnen Rotterdam en daarbuiten, zag O.T. na bijna 40 jaar en meer dan 170 verschillende dans-, theater- en operavoorstellingen zich genoodzaakt om per 1 januari 2013 haar activiteiten te staken wegens beëindiging van de subsidie.

De laatste O.T. voorstelling vond plaats in 2012: Zeezicht van Edward Albee. De voorstelling werd unaniem lovend ontvangen. In Zeezicht mijmert een ouder echtpaar over het leven na hun pensioen. De man vindt dat hij ‘wel een beetje rust heeft verdiend’, de vrouw wil een avontuurlijk leven door van kust naar kust te trekken. Maar hun dromen pakken anders uit, ze worden geconfronteerd met pratende hagedisachtige wezens, een onvoorziene nieuwe stap in de evolutie. Ze besluiten samen met hen een nieuwe ongewisse toekomst tegemoet te gaan.

OPERA O.T.

In 1988 startte O.T. met operaproducties. Aanleiding was een uitnodiging van de toenmalige wethouder Kunstzaken Joop Linthorst om een voorstelling te maken voor de grote zaal van de Rotterdamse Schouwburg ter gelegenheid van de opening. Omdat O.T. zich  meer thuis voelde in de intimiteit van het vlakke vloer theater, werd er besloten zich voor die gelegenheid te richten op opera. Door de kracht van de muziek en het gebruik van live video leek het mogelijk om de afstand tot de toeschouwers te overbruggen en zo intimiteit te creëren. O.T. gaf de Engelse componist Michael Nyman een opdracht voor het schrijven van een opera gebaseerd op een libretto van Gerrit Timmers. Aan Orpeus’ Daughter werkten operazangers, dansers en acteurs mee. De opera werd zowel juichend als vijandig ontvangen en smaakte naar meer. Er was een nieuwe vorm van samenwerking geboren tussen Gerrit Timmers (vormgeving en regie), Mirjam Koen (regie) en Ton Lutgerink (dans en choreografie). Deze samenwerking resulteerde in dertien opera’s waarin werd samengewerkt met zangers, dirigenten, instrumentalisten, lichtontwerpers en kostuumontwerpers uit binnen- en buitenland. De menselijke maat, een persoonlijke manier van acteren, dansante bewegingen van het koor en een vormgeving die suggereerde wat nodig was, zorgden voor een geheel eigen stijl die erkenning kreeg in binnen- en buitenland. Er werd samengewerkt met Combattimento Consort Amsterdam, het Nederlands Balletorkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Domestica Rotterdam, Osiris Trio, Concerto Köln en B’Rock. Het repertoire bestond uit barokopera’s, opera’s uit de twintigste eeuw en nieuw geschreven werk. Naast voorstellingen in Nederland zoals o.a. in de Rotterdamse Schouwburg, Koninklijk Theater Carré, het nieuwe Luxor Theater en Het Muziektheater, was Opera O.T. ook te zien op festivals in Amerika en Frankrijk.

Opera O.T. producties

Orpheus’ Daughter van Michel Nyman, Così fan tutte van Mozart, L’incoronazione di Poppea van Monteverdi, The Rake’s Progress van Stravinsky, Rodelinda van Händel, Platée van Rameau (coproductie met de Nationale Reisopera), Vreemde melodieën van Chagas Rosa (coproductie met Culturele Hoofdstad 2000), Samson van Händel (coproductie met De Nederlandse Opera), The Death of Klinghoffer van John Adams (coproductie met het nieuwe Luxor Theater Rotterdam en het Rotterdams Philharmonisch Orkest), In grosser Sehnsucht van Klas Torstensson, Kwasi & Kwame – de zwarte met het witte hart- van Jonathan Dove en Arthur Japin (i.s.m. Domestica Rotterdam), Ophelia van Bernlef met o.a. Ophelia-Lieder van Strauss), Le vin herbé van Frank Martin (i.s.m. Domestica Rotterdam), La voix humaine van Cocteau en Poulenc (i.s.m. Operadagen Rotterdam en het Rotterdams Philharmonisch Orkest), Die Jahreszeiten van Haydn (coproductie met het nieuwe Luxor Theater Rotterdam), L’Enfant et les Sortilèges van Ravel (i.s.m. Operadagen Rotterdam en het Rotterdams Philharmonisch Orkest)

voor een overzicht van alle producties van Opera O.T. klik hier

voor het Engelstalige ‘Opera-boekje’ van Opera O.T. klik hier 

educatie

Met de komst van Els van der Jagt werd educatie een onmisbaar onderdeel van het gezelschap. Als hoofd van de afdeling educatie ontwikkelde Els van der Jagt voor elk project een speciaal concept geïnspireerd op de dan lopende O.T. voorstelling. Er werd niet alleen samengewerkt met de regisseur en acteurs van de voorstelling, maar ook met talloze kunst- en cultuurinstellingen binnen en buiten Rotterdam. Vaak werden meerdere schoolklassen in kleine groepjes opgedeeld met elk een begeleider, waaronder stagiaires, dramadocenten en O.T. medewerkers. De educatie werd aangeboden aan basisonderwijs, VMBO, MBO, middelbaar onderwijs, pedagogische academies, HBO opleidingen en de Erasmus Universiteit.                       

In de educatie voor volwassenen werd samengewerkt met dramaturg Eve Hopkins, die aan O.T. was verbonden voor dramaturgie en randprogrammering. Ook werd er nauw samengewerkt met regie- en choreografie assistent Marieke den Dulk.

Naast deze op maat gesneden projecten ontving O.T. extra subsidie voor twee combinatiefunctionarissen, waardoor het mogelijk was een intensieve methode te ontwikkelen voor de Openbare Basisschool aan de Mullerpier. Samen met Madeleen Bloemendaal en Anneclaar Ferguson ontwikkelde Els van der Jagt een methode waarbij leerlingen van groep 6 een jaar lang in aanraking kwamen met de beginselen van het acteren. Door inzicht te krijgen in eigen en andermans emoties, bleek de positieve invloed van de toneellessen ook binnen de school significant.